(toont uitnodiging)

Nooit uitleg geven over een foto of een gedicht. Hou het voor je zelf. Laat je vervoeren, wees blij of triestig. Vanuit mijn beperkte kennis van de fotografie wil ik toch iets over deze uitnodigingskaart vertellen. Over de foto.

Het is inderdaad Claerhout, uitgesproken met aangeblazen H, en niet Claerout, zoals velen onder jullie – vooral uit de randgemeenten rond de stad Deinze – wel eens durven te doen. Ik vernoem ze niet, of moet ik Gottem en Grammene vermelden, en – God nog aan toe – Zeveren en Vinkt -, ook Petegem en Astene zouden niet ontsnappen. Claerhout dus, Claire de Bois.

Een sneeuwlandschap, fris en zuiver, met zachte bomen in de verte. Het tuinhuisje biedt geborgenheid, de zitbank rust. Helemaal op het voorplan de stevige boomstam met ruwe nerven en toch elegant. Kan men een mooiere,of liever, een juistere uitnodiging in de bus krijgen?

Klaar – hout. Wat een poëzie. Ssst! Dus niet meer over spreken. Kijken, beleven. Het beeld staat voor de indrukwekkende fotografische kroniek sinds 1895. En het begon toen helemaal met Henri Speeckaert, de vriend van Gustaaf Claerhout én schoonbroer, had twee eerste prijzen gewonnen aan de Hogere Leergangen van Tekenkunde aan de Nijverheidsschool te Gent. Hij werd in augustus 1894 gehuldigd. De huizen waren verlicht, de muziekmaatschappij Sint-Cecilia speelde en de burgemeester hoopte in zijn huldewoord dat een tweede Karel Piqué in Deinze was geboren. De kunstenaars blijven in de buurt want de ouders van de kunstschilder Albert Savereys laten bij de voorvader van de Claerhouts-fotografie de communiefoto van hun zoon Albert nemen.

De hele kunstgeschiedenis van de Claerhouts kan ik nu niet vertellen, want té boeiend. Henri Speeckaert wordt grote fotograaf in Brussel. De kronieken verwijzen naar een Franstalig adres. Foei ! (- grapje )

We blijven even bij Gustaaf Claerhout. 80 jaar geworden, gestorven in 1956. Hij ontplooide in de Tolpoortstraat z’n artistieke kwaliteiten en was ook intens bezig met culturele activiteiten in de stad als toneelspeler (wat mij persoonlijk kan verheugen), zanger, muzikant, tuba-, trompet- en trommelspeler én componist voor de Sint-Cecilia fanfare. Toch leuk dat Gustaaf oorspronkelijk “bakker” was en Eric, z’n kleinzoon, getrouwd is met “De Backer”.

Abel, zoon van Gustaaf en vader van Eric, krijgt een goede opleiding als lichttekenaar en mag, als één van zijn vrienden-leerlingen, Hubert Malfait begroeten tijdens de lessen van Georges Minne, ook was hij – zoals zijn vader – een veelvuldige… kunstzinnige toneelspeler, grimeur, decorontwerper, musicus. Maar vooral bouwt hij, na dagenlang werken met o.m. Valerius De Saedeleer (die hij inspireerde met zijn fotografie), de eerste “electronische” studio in de streek, met alle accommodatie voor portretfotografie. Vooruitziend dus.

Dit is een vogelvlucht, dames en heren.

Experimenteren, vooruitzien én durf is steeds het handelsmerk van de familie Claerhout geweest.

Ik zie nog de prachtige, gewaagde foto van Abel, staande op het dak van z’n auto, een foto nemen in vogelperspectief… Toen ik die foto voor het eerst zag dacht ik aan Hollywood… Maar ja, dat was de tijd dat de burgemeester van deze stad – Jozef Van Risseghem – zei: “D’r zijn maar twee steden in de wereld: Deinze en New York. Deinze is dé eerste want die kennen New York en die van New York kennen Deinze niet.”…

Bij de bespreking ter voorbereiding van deze luisterrijke opening,
1. Claerhout Kroniek van een fotografengeslacht sinds 1985
2. Fictieve fototento 101 – gekopieerde beelden
3. Historische wandeling
4. Industriële fotografie
vroeg ik of er ook een anekdote mocht worden verteld. Dat mocht.

Erik vertelde toen dat z’n vader eens op een middag thuiskwam en zei: “Ik heb de zoon van dokter Decaluwe op het college buiten gesmeten!”. Ik voelde mij niet meteen aangesproken… Dokter Decaluwe had immers zes zonen… maar, ik geef het toe, krijtjes naar het bord gooien was een van mijn geliefde bezigheden. Meester Abel Claerhout gaf tekenles het laatste uur van de voormiddag. Dus waren wij al een beetje vermoeid en hadden net voor twaalf uur grote honger. (Eric, bij deze, mijn verontschuldigingen). En, eerlijk, tekenen was een kunstvak. Ik moest daar wel van houden. Vooral ook omdat uw vader een mysterieuze man was.

Hij nam foto’s van mijn broer Geert en ik: De Eerste en Plechtige Communiefoto’s in de gewijde stilte van z’n studio in de Princes Clementinalaan te Gent. Ik denk dat die fotosessies “hemelser” waren voor mij dan de plechtigheden voordien in de Collegekapel of daarna de rijke maaltijd met aperitief, rode en witte wijn en pousse-café voor de tantes en nonkels, paters en pastoors. Mijn dierbare moeder, Marie-Antonia, was toen vooral aanvoerster en vader Adiel lijdend voorwerp. Dokter, die het leven van uw dierbare echtgenote heeft gered. Het zeer jonge meisje.

Nog meer Eric. Als je zovele kunstige voorvaderen hebt, is het makkelijk – denken de slechten.
Eric heeft zijn eigen pad bewandeld. Hij kreeg veel “bagage” mee, dat is waar, maar jullie kennen allemaal de parabel: “Ik gaf u één talent en ge hebt er mij vijf terug gegeven.”
Z’n palmares is té uitgebreid. Ik kan het helaas niet allemaal vertellen, maar jullie vinden het terug in de teksten en geschriften hier dicht bij ons.

Een paar “anekdotes” pluk ik er toch uit. Ik kreeg hiervoor immers toelating. Ze zijn persoonlijk.

Eric is een ook begunstigd voordrachtkunstenaar die studeerde aan het Conservatorium te Gent. Alhoewel hij een stuk ouder is dan ik – niet geestelijk maar lichamelijk – deelden wij dezelfde leraars / meesters op het Conservatorium, namelijk de beroemde voordrachtkunstenaar Ast Fonteyne en de grote ballet-, dans- en bewegingsdame Lea Daan. Van haar leerde hij de studie van het lichaam in de ruimte, een bijzondere manier voor het ruimtelijk inzicht in z’n latere fotografie. En ook leerde hij de poëzie, de woorden die Ast Fonteyne hem bijbracht. Poëzie is – ik vermelde het al helemaal in het begin – is aanwezig in z’n ontzaglijke oeuvre. Laat Eric nu los en hij draagt tot de ochtend gedichten voor, helemaal uit het hoofd. Hij smelt nu nog bij het aanhoren van de namen van de docenten. En ik met hem.

Ik blijf bij de persoonlijke herinneringen. Z’n foto’s van mijn familie, met het prangende uitgebreid beeld dat hij maakte van de grote familie, vrienden en kennissen bij de eremis van mijn broer Mark, Pater Dominicaan… Eric deed toen minstens even goed z’n best als bij zijn fotografische opdrachten voor Vaticaanstad, het Belgisch vorstenhuis, het Prinsdom Monaco, de Expo 58. Eric werd, met als z’n vader, de “kleine” genoemd door Savereys. Vader stond op het dak van z’n auto, Eric had steeds een laddertje bij.

Een sprong later ontmoette ik Eric, iets dichter, aan het Hoger Rijkstechnisch Instituut voor Toneel- en Cultuurspreiding te Brussel, nu kortweg RITS genoemd. De start van de school in 1962.
Eric docent, ik student. Ik kreeg er van hem een “godsgeschenk”. Professor Claerhout kwam op een gezegende dag vertellen dat die van “toneel” geen les meer moesten volgen bij hem… Focussen, lenzen en diafragma’s en… wat nog meer, vielen van mij af. Gelukkig, zo moest hij mij aan het einde van het academiejaar geen 0 op 20 geven. Ik beken het ootmoedig: Hij heeft mijn carrière gered. In de wandelgangen werd verteld dat Claerhout een “strenge” was, de schrik van studenten … Stijn Conincx, Paul Jambers, Roel van Bamnost, Eric Van Looy, Vincent Rouffaer, Patrick Duynslaeghe en vele anderen, nu beroemden, moesten bij hem een toontje lager zingen.
Ook vanuit de wandelgangen, of was het in het cafetaria… “Dat zo’n groot Rijksinstituut niet eens kon wat Claerhout wél kon: zo’n prachtige studio bouwen…”

En nog verder toen ik als docent aan het Instituut “collega” mocht zeggen. Jo Röpke, toen directeur, vertelde een geheim dat ik als student natuurlijk niet te horen kreeg: “Weet je Jo”, zei Jo Röpke, “bij de oprichting van het Instituut was het docentenkorps té goed bezaaid met liberalen en socialisten, vol vrijzinnigen dus want Piet Vermeylen was minister van Onderwijs en de directeur, Rudy Van Vlaanderen, vond dat toch een tikje overdreven en hij vroeg aan mij, Jo Röpke, de Gentenaar, “Zoek daar eens in uw buurt een schitterende fotograaf om hier te komen lesgeven. Maar op één voorwaarde, ’t moet een Katholiek zijn.”
En zo kwam Eric als docent door God gezonden naar het Hoger Rijkstechnisch Instituut voor Toneel- en Cultuurspreiding te Brussel.

Ik zie Eric nog door de gangen lopen. Zwarte boekentas aan de hand, klaar kijkend, immer attent, kwik. En ik, de snotneus uit het kleine Deinze, midden ijdele Antwerpenaars en superieure Brusselaars en bovendien uit een Katholiek en Vlaams nest, vol minderwaardigheid dus en levend op en studentenkot in de Beursschouwburg, – voelde mij beschermd. Hij bracht in het grote Brussel een beetje thuis mee. Ik heb het hem nooit gezegd doch het was voor mij een troost.

Maar laat mij nu besluiten, alhoewel het moeilijk is want het verhaal “Claerhout, Kroniek van een fotografengeslacht sinds 1895” is niet eindigend en naar de fictieve “fototento 101 Eric Claerhout” kan men nog lang blijven kijken.

Onlangs had theater Tinnenpot het genoegen twee kunstboeken te mogen uitgeven. Ik ontmoette in hun Communicatiehuis dus meermaals Jan, ik zal maar Johan zeggen, de zachtmoedige, en Pieter, ik zal maar Sint Pieter zeggen, met sleutel voor alle deuren en, heel even maar aanwezig Eric, vader aartsengel.

Het geslacht Claerhout is er een voor eeuwen. Hoog tronend met rug naar het oude Gent, kijkend op het nieuwe Flanders Expo, De Loop en – strategisch – de ringvaart, de spoorweg, de R 4, de autostrade…

Veel genot bij de tentoonstelling.

Jo Decaluwe
15 februari 2013

 

< Over de tentoonstelling