1900-1988: Abel Claerhout

 1900-1988: Abel Claerhout

Abel Claerhout haalt zijn lager middelbaar diploma aan het Saint-Georgesinstituut te Gent. Hierna zoekt hij het even uit in de plaatselijke administratie te Deinze op een bureau voor accijnzen, waarna hij terug naar Gent trekt en er studeert aan de Academie voor Schone Kunsten. In 1919 schrijft hij zich daar in voor het 5de studiejaar als ­lichtteekenaar.
Onder zijn medestudenten treffen we onder andere Raf De Buck, Gustaaf Hertoge, Hubert Malfait, Jozef Mees, Jan Mulder en Victor Stuyvaert. George Minne doceert er als beeldend ­kunstenaar de disipline teekenen naar levend model. Abel laat zijn talent gelden in twee plaatselijke ­tentoonstellingen met schilderwerk.

De zin echter om in de voetsporen van zijn vader te treden, werkt sterk op hem in. Tijdens zijn Academie-studies krijgt hij op de Nijverheidsschool te Gent ook het fotografisch belangrijke vak scheikunde onder de knie. Bij de fotografen Van Damme en Loontjes te Gent ontwikkelt hij zijn eigen artistiek fotografische aanleg. Ook in het ­culturele leven van de stad Deinze zoekt Abel, net als zijn vader, ­kunstzinnige uitingen op zoals toneelspelen, grimeren, ­decorontwerpen en musiceren (piccolo en dwarsfluit).

Vanaf eind 1921 start hij bij zijn vader als helper­fotograaf, om zich in 1924 als zelfstandige te vestigen in het centrum van Oudenaarde waar hij op de Krekelput de zaak “Photo Elite” van fotograaf J.M. Roman-Schram overneemt. Iets verder in de straat bevindt zich “Tweemeulen”, een watermolen en tevens één der oudste monumenten van de stad (1338), die hij in 1925 tot woonst en fotografische daglichtstudio laat verbouwen door architect-ingenieur August De Smet. Hier gaat hij zich tenvolle specialiseren in de portret- en de familie-/groepsfotografie.

Met de schilder Valerius De Saedeleer doorkruist hij de Vlaamse Ardennen en fotografeert er het volgroene, het gestoppelde of het vredig besneeuwde, heuvelende landschap waaruit de kunstenaar zijn inspiratie putte. Abel deelt graag zijn kennis met anderen. Op basis van zijn getuigschriften Schilderkunst en Teekenkunst uitgereikt door de “Koninklijke academie van Teeken-, Versier-, Beeldhouw- en Bouwkunst der Stad Gent”, wordt hij aangetrokken als lesgever aan het Hoger Instituut voor Weefkunde (leergang Ontwerpteekenen voor Geweefsels) en de Stedelijke Teekenacademie (het vak Lijntekenen), allebei te Deinze. Hij verwerft in 1951 het directeurschap van de Teekenacademie en neemt er de rol van voorzitter van de ­bestuurscommissie waar tot 1984.

In de periode rond 1930, waarbij vader Gustaef zich tenvolle toelegt op het potentieel die de amateurfotografie inluidt, bouwt Abel, met de steun van zijn vader, in Deinze de eerste ­”elektrische studio” uit de streek op, met alle accommodaties voor de portretfotografie.
Ook de traditie omtrent huwelijksgebeuren, jubileum­festiviteiten en ansichtkaartenfotografie gaan over van vader op zoon.
In de angstvallige jaren ten tijde van W.O. II kent het ­filmen van de plaatselijke actualiteit een markante opmars. Op bepaalde avonden kunnen de belang­stellenden van op het voetpad voor de fotozaak, een film, via achtergrondprojectie op het scherm, volgen. Om de kosten te compenseren die de gratis filmprojecties (meestal documentaires en films omtrent het plaatselijke gebeuren) met zich meebrengen, is Abel gewiekst genoeg om met ­zelfgemaakte kleinbeelddia’s publiciteit te maken voor de plaatselijke handel.

In die tijd is hij ook bioscoopuitbater te Wakken (zaal Coliseum) en te Olsene (zaal Rubens). Als voorfilm worden zelf gefilmde evenementen getoond zoals kermissen, braderies, wielerwedstrijden, enz. Deze voorfilms oefenen een grote aantrekkings­kracht uit.⇣Wat is er immers leuker dan het eigen volk op film te herkennen… Speciaal voor het streng ­confessionele ­professoren­korps van het nabijgelegen
Sint-Hendrikscollege, die in die tijd geen bioscoop binnen mochten, worden de films in een soort “avant-première”
getoond in de studio op de Guido Gezellelaan 145 te Deinze.

Na de Tweede Wereldoorlog voorvoelt Abel de mogelijkheden van de grootstad. Hij verhuist naar Gent en start er een nieuwe vestiging, eerst in de Parklaan en daarna in de Prinses Clementinalaan nr. 67. Wanneer alles goed en wel loopt, komt zoon Eric in de zaak en keert Abel in 1951 terug naar Deinze. Op het gebied van studiowerk behoudt elke zaak zijn trouw cliënteel.

Tussen vader en zoon groeit een bloeiende samenwerking op het gebied van industriële opdrachten en reportages. Het samenwerkingsverband laat ook toe een groter potentieel aan te spreken. Eén van de hoogtepunten hierbij vormt de wereldtentoonstelling EXPO ’58 waar Abel instaat voor de filmreportage van de feestelijke opening en Eric de fotoreportages realiseert voor het paviljoen van de H.Stoel “Civitas Dei”, de vertegenwoordiging van Vaticaanstad op de Expo.

Tussen 1961 en 1966 geeft Abel Claerhout ook les aan het Vormingsinstituut voor Kleine en Middelgrote Ondernemingen te Roeselare. Hij doceert er de cursussen retouche, fotografische opnamen en lichtbrontoepassingen. Ook fungeert hij vaak als jurylid bij allerlei fotowedstrijden en commissies. Tot op het einde van zijn loopbaan, die 53 jaar duurt, legt Abel zich verder toe op portretfotografie en dokaverwerking.

Heeft u een vraag of wenst u bijkomende informatie?